In Security Policy Brief (No. 130, October 2020) Thomas Renard & Rik Coolsaet
Op 9 oktober 2019 lanceerden de Turkse strijdkrachten een militair offensief in Noord-Syrië, na een gedeeltelijke terugtrekking van het Amerikaanse leger in de regio. De “Operation Peace Spring” was bedoeld om een bufferzone te creëren tussen de grens Turkije en Syrië en het gebied gecontroleerd door de Koerdische autonome administratie.
Europese regeringen vreesden dat de inval zou kunnen resulteren in een massale ontsnapping van duizenden ISIS-strijders die door Koerdische troepen in het gebied worden vastgehouden.
Deze angsten werden snel bevestigd, wanneer op 13 oktober ongeveer 750 buitenlandse ISIS-verbonden vrouwen en kinderen konden vertrekken vanuit het Koerdische kamp Ain Issa, tijdens gerapporteerde beschietingen van het kamp en rellen tegen de bewakers.
De veiligheids- en humanitaire omstandigheden in de kampen en detentiefaciliteiten zijn het afgelopen jaar aanzienlijk verslechterd, een trend die nog wordt verergerd door de COVID19-pandemie.
Dit voornamelijk in het beruchte kamp van al-Hol, waar 65.000 vrouwen en kinderen (voornamelijk Syriërs en Irakezen) worden vastgehouden. Hoewel dat aantal binnenkort drastisch zal afnemen, als gevolg van de recente aankondiging door de Koerdische autoriteiten, dat de meeste onder hen, 28.000 Syrische vrouwen en kinderen, in al-Hol zouden worden vrijgelaten.
Sommige gezinnen zijn er in de navolgende maanden in geslaagd om via Turkije naar hun thuisland terug te keren, terwijl anderen nog steeds vermist worden. Er zijn ook een aantal ontsnappingen van ISIS-vrouwen en -kinderen gemeld in al-Hol.
Hete zomers en koude winters hebben hun tol geëist van een kwetsbare bevolking, die lijdt aan ondervoeding en slechte hygiënische omstandigheden. In deze context zijn er enkele kinderen overleden, waaronder Europeanen.
In Al-Hol bijvoorbeeld, is de humanitaire toegang tot het “geannexeerd gebied” voor buitenlandse vrouwen en kinderen buitengewoon moeilijk geworden, met een duidelijke impact op die bevolking in termen van medische ondersteuning of scholing.
Er bestaat ook bezorgdheid over het feit dat maatregelen om de verspreiding van COVID19 te voorkomen, zoals minder fysieke contacten tussen bewakers en gevangenen, de informele machtsgreep door ISIS-gelinkte groepen zouden kunnen vergemakkelijken en een stimulerende omgeving voor criminele activiteiten in de kampen zouden kunnen verergeren, inclusief voor diegenen die mikken op exfiltratie.
Men telde destijds 53 ontsnapten, waarvan sommigen vermoedelijk weer bij ISIS kwamen.
Anderen zouden vermoedelijk gevlucht zijn naar door Turkije gecontroleerde gebieden in Syrië, in de hoop van gedeporteerd te kunnen worden naar hun land van herkomst. Turkije beloofde de deportatie van Europese buitenlandse strijders vanaf november 19 te versnellen.
Sinds oktober 2019 zijn minstens vier Europese mannen en 73 vrouwen en kinderen door de Turkse autoriteiten teruggestuurd naar hun land van herkomst, mogelijk meer omdat er geen officieel cijfer beschikbaar is. Alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden hebben Europese regeringen proactief Europese burgers rechtstreeks uit Syrië gerepatrieerd.
Koerdische maatregelen
1. Plannen om bestaande infrastructuur te renoveren en nieuwe faciliteiten te bouwen, met financiële steun van de VS.
2. Het overbrengen van een aantal buitenlandse vrouwen en kinderen, van de “geannexeerde zone” in al-Hol naar het kamp van al-Roj.
Algemeen wordt geschat dat 13.500 “buitenlandse” vrouwen en kinderen (nl. niet-Syriërs of Irakezen) door Koerdische troepen worden vastgehouden in verschillende kampen, voornamelijk in al-Hol, naast ongeveer 1.000 tot 2.000 mannelijke buitenlandse strijders die worden vastgehouden in geïmproviseerde gevangenissen, voornamelijk in Hasakah.
Opties voor Europa
Europese regeringen blijven vijandig staan tegenover de repatriëring van hun onderdanen uit Syrië. Ze beschouwen een repatriëringsbeleid als ‘politieke zelfmoord’.
Regeringen hebben categorisch geweigerd volwassenen te repatriëren, met het betoog dat de Koerdische autoriteiten kinderen zonder hun moeder weigeren te laten repatriëren, wat tot een impasse leidt.
Ondertussen zijn in sommige landen rechterlijke uitspraken in hoger beroep verworpen, waardoor het standpunt van de regering, dat er geen strikte verplichting is om de repatriëring van ISIS-gezinnen te organiseren, wordt bevestigd. Sommige van deze zaken zullen waarschijnlijk nog worden voorgelegd aan het Hooggerechtshof of de Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
Sommige landen hebben een aantal van hun onderdanen in Syrië het staatsburgerschap ontnomen, met als gevolg dat elke verplichting tot repatriëring wordt vermeden en met een mogelijke impact op het vermogen van hun kinderen om aanspraak te maken op het Europese burgerschap (wanneer ze in Syrië zijn geboren). De bekendste zaak was die van Shamina Begum in het VK, wiens burgerschap in 2019 werd ingetrokken, hoewel het Britse hof van beroep uiteindelijk in juli 2020 oordeelde dat ze naar huis moest kunnen terugkeren om volledig en effectief tegen haar in beroep te gaan. Andere landen die sommige van hun strijders het staatsburgerschap hebben ontnomen, zijn onder meer België, Frankrijk, Denemarken en Nederland.
De vraag blijft wat er moet gebeuren met gedetineerde buitenlandse strijders in Syrië.
Langdurige detentie buiten enig wettelijk kader (waardoor een soort “door Europa gesponsord Guantanamo” ontstaat) kan inderdaad niet als een optie worden beschouwd.
De mogelijkheid om een “internationaal tribunaal” op te richten is sinds 2018 herhaaldelijk onderzocht, wat impliceert dat buitenlandse strijders moeten worden vervolgd “waar ze hun misdrijven hebben gepleegd”, nl. Syrië of Irak.
Ten opzichte van repatriëring zijn er momenteel twee hoofdopties die worden overwogen door de zeven “meest getroffen” landen (Frankrijk, Duitsland, VK, België, Nederland, Denemarken en Zweden).
Europese overheden blijven vasthouden aan de mogelijkheid om te vervolgen in Irak of Syrië
1. De mogelijkheid van gerechtelijke vervolging in Irak
Er zijn al meer dan 20 Europeanen veroordeeld in Irak. Dit veroorzaakt juridische moeilijkheden, omdat vele misdaden niet in Irak, maar in Syrië gepleegd zijn.
Overigens zou de transfer van Europese strijders van Syrië naar Irak (aangezien 95 procent van de Europese volwassenen momenteel in Syrië wordt vastgehouden) volgens het internationaal recht als illegaal en ethisch problematisch worden beschouwd, aangezien Irak nog steeds de doodstraf toepast.
2. De mogelijkheid om processen op te starten in Syrië, door de Koerdische autonome regering, die steeds meer steun krijgen van sommige regeringen (Zweden, VK).
Europese steun aan een dergelijk initiatief zou onvermijdelijk worden geïnterpreteerd als een vorm van politieke steun aan de Koerdische regering, wat de betrekkingen met Turkije en Syrië nog ingewikkelder zou kunnen maken.
Dit schuift het probleem op korte termijn gemakkelijk uit voor huidige regeringen en laat het aan hun opvolgers over. Het zal het probleem echter niet doen verdwijnen.
Europese strijders zullen het risico blijven lopen op verdere radicalisering en netwerken met andere buitenlandse ISIS-gevangenen in gevangenissen in Syrië en Irak, waar enkele van de gevaarlijkste terroristen ter wereld samengepakt zitten. Het is moeilijk om een slechtere plek in de wereld te kunnen voorstellen, waar de “gevaarlijkste” individuen van Europa zouden worden vastgehouden.
Een verbetering van detentieomstandigheden is zeker nodig, maar het zal niet fundamenteel alle bovengenoemde veiligheidsproblemen wegnemen, vanwege het gebrek aan ondersteuning voor deradicaliseringsprogramma’s.
Uiteindelijk betekent een niet-repatriëring niet dat deze personen nooit zullen worden vrijgelaten of in staat zullen zijn om naar Europa terug te keren.
In dit rapport wordt besloten dat repatriëring de meest verstandige optie lijkt, om veiligheids-, juridische en ethische redenen.
Ondanks de bestaande consensus over de terugkeer van de kinderen, waarvan de meerderheid minder dan 5 jaar oud is, blijft de conclusie dat, hoe meer tijd ze in de kampen doorbrengen, hoe meer ze getraumatiseerd worden en hoe moeilijker hun resocialisatie zal zijn. Zoals de onderzoekers al meer dan twee jaar betogen: “de kinderen zijn geen ‘tikkende tijdbommen’, maar ze kunnen er een worden als we ze niet terugbrengen”.
Bovendien moeten kinderen met hun moeder worden gerepatrieerd om de traumatische scheiding van een kind van zijn moeder te voorkomen.
Ten slotte is het aantoonbaar ook veiliger om mannelijke strijders te repatriëren, zoals beweerd door experten in terrorismebestrijding.
Veel buitenlandse strijders zijn al bij verstek veroordeeld en kunnen zelfs worden vervolgd voor ernstigere misdrijven (zoals misdaden tegen de menselijkheid) als Europese regeringen besluiten om prioriteit te geven aan deze aanpak.
Europese penitentiaire administraties hebben tegenwoordig veel ervaring met het aanpakken van terroristische delinquenten, aangezien ze er de afgelopen jaren duizenden van hebben afgehandeld, dus ze zullen heel goed kunnen omgaan met nog een paar terugkeerders erbij. Kortom, de capaciteit en de expertise is aanwezig; het is de politieke wil die ontbreekt.
