De Belgische overheid gaat hardnekkig door met het negeren van kinder- en mensenrechtenverdragen. Tot tweemaal toe verzocht het Comité tegen Foltering de Belgische regering maatregelen te treffen ter bescherming van haar onderdanen in de detentiekampen in Noordoost-Syrië. Heel specifiek gaat het over vrouwen en heel jonge kinderen. Het Comité tegen Foltering is het orgaan van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (UNHRC) dat toeziet op de naleving van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing. Twee klachten tegen het verzuim van de naleving van dit verdrag door de Belgische regering werden de voorbije weken als terecht beschouwd en leidden tot een verzoek maatregelen te treffen tegen de onmenselijke en onterende behandeling van onderdanen. Het verzuim van de overheid om hieraan tegemoet te komen, leidde bij de tweede terchtwijzing tot een verzoek noodzakelijke consulaire bijstand te verlenen aan een Belgische moeder en haar twee jonge kinderen door:
1. Hen de nodige identiteits- en reisdocumenten te bezorgen voor hun repatriëring door de overheid of een humanitaire organisatie.
2. Alle andere nodige maatregelen te treffen ter bescherming van hun fysieke en psychologische integriteit.
3. Het Comité te informeren over de genomen maatregelen.
In tegenstelling tot een gelijksoortige uitspraak van een Belgische rechter in kortgeding op 11 december 2019, betreft het geen jurisch afdwingbare maatregelen, maar eerder een internationale terechtwijzing voor het niet naleven van de internationale mensenrechtenverdragen, waartoe België zich verbond als Europese democratische rechtstaat. Hoelang nog kan de Europese Unie aanvaarden dat een democratische lidstaat systematisch terechtwijzingen op het vlak van mensenrechten blijft negeren? Zeker wanneer die komen van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (UNHRC) en indruisen tegen de meest fundamentele grondwaarden van Europa.
Gerrit Loots